Het verhaal van mevrouw Lubberts-Prins

Verhalen

Verhalen

Het verhaal van mevrouw Lubberts-Prins

We zijn op bezoek bij mevrouw Lubberts, een kwieke bewoonster van 91 jaar en woonachtig op de Kampsheide. Ze vertelt: “Ik kreeg een hersenbloeding net nadat ik met mijn huishoudelijke hulp had koffiegedronken. Zij was alweer in de keuken. Ze riep iets naar mij in de woonkamer, maar ik antwoordde niet. Ik herinner me er niets meer van, maar hoorde later dat ze mijn nichtje had gebeld. Die belde de huisarts en even later lag ik al in de ambulance op weg naar het ziekenhuis in Emmen. Daar ben ik een week ben geweest. Vervolgens ging ik naar Weidesteyn en daarna naar de Westerkim.” Ze woonde alleen in Hoogeveen in de Dekker-passage. Haar man is overleden in 2001. Ze hebben één dochter. “Mijn dochter komt ongeveer één keer per week langs. Mijn familie heeft het huis opgezegd en mijn spullen weggedaan. Daar was hier geen plaats voor. Dat vind ik spijtig. Ik zou heel graag mijn grote boekenkast en mooie tafel hebben meegenomen. Ook mis ik mijn vertrouwde spulletjes, zoals mijn porseleinen bordjes en schaaltjes.”

Haar ouders hadden een kleine boerderij, waar ze als klein meisje moest meehelpen op zaterdag en in het weekend. Dat vond ze helemaal niks. Ze besloot al vroeg dat ze later geen landwerk wilde doen. “De makelaar is in de jaren ‘50 lang bezig geweest om voor mijn ouders een huis te zoeken. Uiteindelijk vond hij iets in de Van Echtenstraat. Daar mocht je zonder vergunning ook klompen verkopen en dat is mijn vader toen gaan doen. Op een gegeven moment kwam er een woning vrij in de Kerkstraat en stopte de klompenverkoop.” Ze verhuisde met haar ouders mee en zorgde voor hen tot aan hun overlijden. Inmiddels had ze haar toekomstige man ontmoet. Samen gingen ze wonen in de Gebroeders Poststraat en daarna in de Kerkstraat. In de Kerkstraat werd hun dochter Gina geboren. Na zeven jaar verhuisden ze opnieuw. Toen naar de Herman Bavinkstraat. “Na vijf jaar kreeg mijn man een hartinfarct; hij mocht  geen trappen meer lopen. Wij verhuisden toen naar de Dekker-passage, waar alles gelijkvloers was. Onze dochter ging in ons oude huis wonen.”

Over haar werk

“Mijn vader was al met pensioen, toen ik ging werken. Een kennisje vroeg mij of ik haar 14 dagen wilde vervangen, omdat zij aardappels wilde rooien. Ze werkte in de huishouding bij een gezin dat ook een café runde. Het aardappelrooien hield deze kennis echter na 7 dagen al voor gezien. Ze wilde terug komen, maar ik zei: “14 dagen is 14 dagen”. Toen wilde ze helemaal niet meer en kon ik blijven. Mijn ouders vonden het niks, maar ik vond het leuk. Ik heb er lang gewerkt.“ Daarna ging ze aan de slag bij een gezin met een garage (Garage Koster) en daarna had ze nog twee adresjes. Zo rolde ze van de één naar de ander.

Op een gegeven moment hoorde ze dat er medewerkers werden gezocht bij de Beatrix-stichting, een bejaardenhuis met 34 bewoners. Ze solliciteerde en werd aangenomen. Vanuit ‘Beatrix’ ging ze later nog de opleiding Verzorgende doen. Met drie meisjes uit de Westerkim moest ze 1x per week naar Emmen. Toen ze trouwde in 1967 deed ze dat vanuit ‘Beatrix’. Trots toont ze oude foto’s met zusters rondom het bruidspaar. “Als cadeau kregen wij van de bewoners een mooi theeservies en een broodtrommel. Ik heb er warme herinneringen aan.”

““Als trouwcadeau kregen wij van de bewoners een mooi theeservies en een broodtrommel. Ik heb warme herinneringen aan mijn tijd in ‘Beatrix.”