Thema: Waardevol voor God
Lezing: Psalm 8
Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’.
2 HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.
3 Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders, om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.
4 Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt,
5 wat is [dan] de sterveling, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U naar hem omziet?
6 Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen en hem met eer en glorie gekroond.
7 U doet hem heersen over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd:
8 schapen en runderen, die allemaal, en ook de dieren van het veld,
9 de vogels in de lucht en de vissen in de zee, al wat over de paden van de zeeën gaat.
10 HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
Overdenking:
Wij zijn het niet zo gewend om complimentjes te krijgen en te geven. Er is zelfs een speciale dag, net als moederdag, vaderdag, en zo is het op 1 maart “Complimentendag”. Ik denk dat de meesten hier vooral zijn opgegroeid met gedachten als:” Als mens zijn we nietig. We zijn zondaren en er komt weinig tot niets goeds uit onze handen”. En als we dan eens een complimentje krijgen, dan wordt het vaak weggeveegd. “Ach, het stelt niet zoveel voor hoor…”. Tegenwoordig wordt er meer waarde gehecht aan complimenten. Het is belangrijk dat je je gewaardeerd voelt in je gezin, in je werk.
In Psalm 8 lezen we over het bewonderen van de schepping en wordt daarvoor de lof aan God toegezongen. In die Psalm staat ook iets over de rol van de mens in die schepping van God. Er staat niet dat de mens niet voorstelt, dat de mens alleen maar in staat is om te zondigen. “Wat is de mens, dat U aan hem denkt?” Die vraag stelt David in de Psalm.
Wie ben ik? Wat stel ik nou eigenlijk voor? Wat kan ik nou nog? Vergeleken bij al die geleerde mensen stel ik helemaal niks voor…Ach, wat ik doe, doet er niet zo toe. Zomaar een paar opmerkingen, die we hier tijdens de koffie straks zomaar zouden kunnen horen. Opmerkingen die lijken op de vraag van David: “wat is de sterveling, dat U naar hem omziet”.
Waarom zou God omzien naar ons mensen? David staat als het ware voor de spiegel. Hij komt net van buiten. Een prachtige avond, waarop talloze sterren flonkeren aan het hemelrond en de maan tussen de sterren in. Misschien wel zo’n mooie, volle, ronde maan. Het overweldigt hem. Hoe machtig zijn de werken van God. Hoe kunstig is dit alles geschapen! Hoe machtig is uw naam! En dan, als het ware voor die spiegel, stelt David die vraag, waarop hij het antwoord zelf al geeft. U hebt hem bijna god gemaakt. God vertrouwde de mens toe, wat Hij had geschapen. God gaf Zijn werk als het ware uit handen in de handen van de mens. Alles is in de handen van de mens en aan de voeten van de mens gelegd. Alle dieren worden door David benoemd. God heeft de mens hoog in het vaandel dat Hij dit aan de mensen heeft toevertrouwd. Aan de voeten van de mens. Daar zien we een soort rangorde in. De mens staat in de scheppingsrangorde als het ware bovenaan.
God heeft ons hoog in het vaandel. Hij ziet om naar de mensenkinderen. En wat vraagt dat van ons? Dat we een kind van Hem willen zijn. Kinderen Gods, zo staat het op een andere plek te lezen in de Bijbel. In Johannes 1:12 kunnen we lezen:
“Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven”. Johannes 1 is het hoofdstuk, waarin Johannes in bijzondere woorden beschrijft dat Jezus Christus naar de wereld is gekomen. “In het begin was het woord, het Woord was bij God en het woord was God. Het woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond”. En tussen al die woorden dus de woorden van Johannes, dat ieder die gelooft, een kind van God wordt genoemd. En ook in zijn brieven schrijft Johannes over de kinderen Gods. Als we geloven in God, zijn we een kind van Hem. Niks “stelt niks voor”; “ik ben maar een niksnut”. Misschien KUNNEN we niet veel meer, maar in Zijn ogen zijn en blijven we kostbaar.
Psalm 8 is een loflied. De lof aan God, de schepper. Kijkend naar al dat moois, dan komt Hem de lof toe. En in dat loflied van David heeft de mens een bijzondere plek gekregen. In de stilte van de nacht lijkt het alsof er eindelijk ruimte is om te beseffen wat God heeft geschapen. In de stilte van de nacht worden alle gedachten tot rust gebracht. In de stilte van de nacht hoeven we niet meer te jachten en te jagen. In de stilte kan soms voelen alsof de wereld even niet bestaat. Vol ontzag kun je kijken naar de talrijke sterren. In de stilte van de nacht is er als het ware een andere sfeer. Er hangt een stilte over de wereld, die een mens ook stilzet. Het is goed om af en toe eens stil te staan en om je heen te kijken. En als u de mogelijkheid heeft, om op een heldere avond te kijken naar de sterren. Als mens voel je klein worden. Klein worden ten opzichte van God, de Schepper. En toch…zo klein als we zijn, God schiep de mens naar Zijn evenbeeld. Bijna goddelijk. Door het geloof in Hem en dichtbij Hem te leven, mogen we steeds meer ervaren van Zijn goddelijkheid. Zijn goddelijkheid, die mens is geworden in Zijn Zoon Jezus. Door dichtbij Hem te leven, mogen we steeds meer op Hem gaan lijken. Jezus leerde de mensen wat echte liefde is. Jezus leerde ons mensen om God lief te hebben en de naaste. Door het geloof in Hem mogen we daarin steeds meer leren en op Hem lijken. Beetje bij beetje. Met vallen en opstaan. Maar het is niet onmogelijk, want God schiep ons naar Zijn evenbeeld, maakte ons bijna goddelijk. Ja, de zonde is er, de zonde blijft er. Maar wat God ten diepste wil, is die kant van ons mensen. Hij schiep ons om te kunnen zorgen, te kunnen liefhebben en om Zijn schepping te bewonderen en daar zorg voor te hebben.
Dat kan ik niet; ik stel niks voor; ach, ik ben niet zoveel waard…
Dat komt in Zijn woordenboek niet voor. We zijn kinderen van God. Zo ziet God ons, door de ogen van Zijn Zoon, Jezus Christus, die alles heeft gegeven en heeft volbracht, zodat wij bevrijd zijn van alle zonden en in het volle licht mogen staan. Hij neemt ons aan…neem dat maar van mij aan! AMEN
Gebed:
Trouwe God, Vader van onze Heer Jezus Christus, dank U voor die woorden, dat U naar ons omziet. Dank U dat wij voor U waardevol zijn, ondanks onze beperkingen, tekortkomingen. Ondanks dat misschien het gevoel hebben, dat we niet meer meedoen in de maatschappij of niet meer meetellen omdat we oud zijn. U ziet ons wel als kostbaar en waardevol. Door Uw Zoon mogen ons Uw kinderen noemen en weten dat U onze vader bent. Zie naar ons om Heer, in alles wat ons bezighoudt. Zie naar ons om als we verdriet hebben, als we het gevoel hebben dat we niet meer nuttig zijn. Zie naar ons om als het leven niet meer gaat, zoals we dat graag zouden willen. We hebben onze teleurstellingen. U kent ze. Wilt U ons helpen, ons de kracht geven bij de dingen die we moeilijk vinden.
We danken U dat we deze week met U mogen beginnen. We vragen een zegen over deze week. Wilt U zijn met allen die genieten van een fijne herfstvakantieweek. Wilt U zijn met de bewoners die ziek zijn, die eenzaam zijn of zorgen hebben om hun gezondheid of die van anderen.
Wilt U ons leren om lief te hebben, zoals U ons dat heeft voorgeleefd. Om oprechte liefde voor U en onze naaste. Dan mogen we steeds meer op U gaan lijken. Vergeef ons als het niet lukt en we tekortschieten. Leid ons op Uw weg. Dat bidden in de naam van Jezus, Uw Zoon. AMEN