maandag 14 oktober 2024
1e lied: ‘k Zal met mijn ganse hart uw eer – Psalm 138: 1 en 4 (OB)
Intro
Zaterdag 14 september overleed op 82 jarige leeftijd ds. Arie van der Veer. Op de dag dat hij met zijn demente vrouw naar een zorginstelling zou verhuizen, verhuisde hij naar ‘het Vaderhuis met de vele woningen’ (Johannes 14:2). Ruim 30 jaar was hij aan de EO verbonden. Wie kent hem niet als presentator van programma’s als ‘Nederland Zingt (op Zondag)’, ‘De Kapel’. Hij bracht en hield christenen uit verschillende kerken en tradities bijeen: “de oecumene van het hart.” Heel veel meditaties en overdenkingen schreef hij in de Visie en later op Facebook; vele zijn in dikke dagboeken verzameld. Ik heb er ook wel eens wat van gebruikt.
Hij was dé Nederlandse televisiedominee, die zo onvermoeibaar getuigde van God en zijn geloof. Eerlijk verwoordde hij ook het lijden, dat mensen en ook hem niet bespaard werd: 4x kanker, een hartinfarct, zijn zoon Peter die plotseling stierf. Onvermoeibaar, tot vlak voor zijn sterven, bleef hij dienaar van het Woord. Rond zijn sterfbed zong de familie het lied van Sela “Ik zal er zijn”. Daarin ook woorden, ontleend aan Romeinen 8:38-39: niets kan mij ooit scheiden van Jezus, mijn Heer. Over dit gedeelte maakte ds. van der Veer – vlak voor zijn sterven – nog een filmpje. De familie zette het op de zondag na zijn sterven alsnog op Facebook. Een indrukwekkend getuigenis en een troostvolle boodschap, die ik zo meteen, na het Bijbelgedeelte, tot onze bemoediging gebruik als weekopening.
Bijbel: Romeinen 8: 31-39 (NBV21)
18 Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. (…)
22 Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.
23 En zij niet alleen, ook (…) wij zuchten in onszelf in afwachting van (…) de verlossing van ons sterfelijk bestaan.
24 In deze hoop zijn we gered. (…) 26 En bovendien komt de Geest onze zwakheid te hulp; wij weten niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. (…)
28 En wij weten dat voor wie God liefhebben (…) alles bijdraagt aan het goede. (…)
31 Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
32 Zal Hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons dan met Hem ook niet alles schenken?
33 Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij.
34 Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt, zit aan de rechterhand van God en pleit voor ons.
35 Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard?
36 Er staat geschreven: ‘Om U worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’
37 Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons zijn liefde heeft bewezen.
38 Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst,
39 hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.
Overdenking: Zingen door de tranen heen (door ds. Arie van der Veer)
De laatste verzen van Romeinen 8 zijn wereldberoemd. Mensen lezen het heel vaak. Ik zeg erbij: het is goed om dit stuk te lezen, en ook heel het hoofdstuk.
Je zou die laatste verzen kunnen vergelijken met het zingen van een lied. Dat wil ik ook doen. Ik wil als het ware deze laatste twee keren meezingen. Maar ik wil erbij zeggen: maak ‘t nooit los van de andere verzen van dit hoofdstuk! Want je bent gauw geneigd om te zeggen van: nou, ik ga wat uit de Bijbel lezen: ‘En, wat moeten wij van al deze dingen zeggen’?’ (v. 31a) En dan komen al die mooie dingen: ‘als God voor ons is, kan niemand tegen ons zijn’ (v. 31b) en ‘niemand ons kan scheiden van de liefde van God’ (35,39). En laten we het dan maar zingen.
Ja, maar dit is – ik heb ’t al vaker genoemd -een zingen door de tranen heen. Het is zingen, ook al begrijp je niet alles, of lang niet alles. Sommige mensen kijken daarvan op, hè. Maar weet je wanneer ik heel graag zing? Op begrafenissen. Vroeger was dat ‘not done’. Het was stil.
Toen ik jong was, werden mensen vanuit hun huis begraven. Later kreeg je de kerkdiensten. En tegenwoordig is het gewoon een samenkomst of een dankdienst voor het leven van die en die. En er wordt veel gezongen. Dat is goed. Lievelingsliederen van ouders. Je herkent hun geloof erin. Maar dit Bijbelgedeelte, Romeinen 8, gaat niet over een begrafenis!
Dit gaat gewoon over hóe wij als christen staan in dit moeilijke leven. Hóe die christenen in Rome zich staande konden houden. En dan zegt Paulus: Je kunt het beste ervan zingen!
Soms begrijp ik een heleboel dingen van het geloof niet. Of soms? Heel vaak niet! Dan kan ik niet alles uitleggen. Als mensen bijvoorbeeld mij vragen over de hemel. Ja, ik ken wel veel liederen over de hemel. Als mensen mij vragen over: hoe dat gaat precies, dan weet ik een heleboel dingen niet. Maar ik zíng er wel van!
En zoiets gebeurt hier ook in die laatste verzen. Het is een lied dat bóven de omstandigheden uitgaat. Het is de moeite waard om ’t nog een keer voor te lezen. Want het kan best zijn, dat u het nooit [echt] gelezen hebt. Ik zal ‘t nog eens lezen:
‘Wat kan ons scheiden van de liefde van Christus?
Tegenspoed, ellende of vervolging, honger, armoede, gevaar of het zwaard?’ En dan krijg je dat reële: ‘Er staat geschreven: “Om U worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht” (v. 36) Nou, dat is niet prettig. Maar dan: ‘Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons zijn liefde heeft bewezen. Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch mach- ten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.’ Eén groot loflied op Gods liefde, te midden van zeer moeilijke omstandigheden.
Hebt u wel eens nagedacht over die slachtschapen (v. 36)? Ik heb eens het commentaar gehoord van een rabbijn, die natuurlijk niet het Nieuwe Testament leest, maar wel Psalm 44 (v. 23), waar het vandaan komt. Dan had hij het over de concentratiekampen. U weet wel, waar mensen met honderden, duizenden tegelijk de ovens ingejaagd werden met list en bedrog, als schapen. Sláchtschapen.
Maar… wat zegt Paulus als hij deze Psalm heeft aangehaald? Maar (in de oudere NBG-vertaling): ‘In dit alles zijn we meer dan overwinnaars! Wie of wat kan ons scheiden van de liefde van God?’ Niemand, want: ‘Ik ben die Ik ben, Ik zal er zijn’!
Lieve mensen: huilen en zingen, dat zijn twee dingen. Toch is het soms heel genezend, als je – juist als je verdriet hebt – zingt. Je zit bij moeder op schoot je, en moeder begint zachtjes te zingen. Je tranen stoppen en je kruipt tegen moeder aan. Ja, ze houdt van mij. Zo is God ook. Hij maakt zijn plan af. Laten we ervan zingen.
Amen
2e lied: God die ons heeft voorzien – Gezang 82 (ELB) – melodie LvdK 416
Lied (Sela, ‘Ik zal er zijn’, in: Opwekking 770)
Hartelijke groet, Klaas van Hoek, geestelijk verzorger De Westerkim