Maandag 30 oktober 2024
Thema: “ Ik ben de opstanding en het leven”.
Lied: Psalm 42: 1,2, 5
Lezing: Johannes 11: 1-27
1Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zus Marta woonden –
2dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer.
3De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’
4Toen Jezus dit hoorde zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’
5Jezus hield veel van Marta en haar zus, en van Lazarus.
6Maar toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was.
7Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’
8‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden U stenigen, en nu wilt U daar toch weer naartoe?’
9Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld,
10maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’
11Nadat Hij dat gezegd had zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’
12De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13Zij dachten dat Hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was.
14Toen zei Hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven,
15en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’
16Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven.’
17Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag.
18Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie,
19en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was.
20Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef.
21Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn.
22Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’
23Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’
24‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’
25Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft,
26en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’
27‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’
Overdenking:
De uitspraak van Jezus, “Ik ben de opstanding en het leven” staat in een bijzondere geschiedenis. Een verhaal waarbij ik het me kan voorstellen, dat dubbele gevoelens kan oproepen. Aan de ene kant is het een troostvolle uitspraak: “Ik ben de opstanding en het leven” en aan de andere kant kan deze geschiedenis ook het gevoel oproepen: “Waarom kon dit wonder bij Lazarus en niet bij onze geliefden?”
Ieder van ons hier heeft te maken gehad met rouw en verdriet. Gelukkig kunnen we verdriet niet wegen of meten, het ene verdriet is niet verpakt in een grotere doos of weegt zwaarder op een weegschaal. En toch zijn we het er denk ik wel over eens, dat er vormen van rouw zijn, die als zwaarder of erger worden ervaren, zoals bijvoorbeeld het overlijden van een kind. In zo’n situatie kan ik me voorstellen, dat ouders deze geschiedenis horen en zich afvragen: ‘Waarom moest mijn kind sterven en kon God dit wonder niet laten zien?”. Deze “Waarom” vragen blijven moeilijk en daar kunnen we meestal geen antwoord op vinden. Het maakt wel, dat deze geschiedenis, die zo dichtbij ons eigen gemis en verdriet komt, best een lastige geschiedenis is om in een weekopening te gebruiken.
Het verhaal begint met de mededeling dat iemand ziek is, namelijk Lazarus. Lazarus is de broer van Maria en Martha en die namen hebben we vaker gehoord. Martha, de bezige bij en Maria die aan de voeten van Jezus luisterde naar Zijn woorden. Zij zijn bevriend met Jezus en Zijn discipelen. Lazarus is ziek en hun hoop is op Jezus. Als Jezus nu maar in de buurt was, dan zou Hij Lazarus vast kunnen genezen! Maar Jezus is NIET in de buurt. Er is gedreigd met steniging en Hij is vertrokken naar een andere regio, samen met Zijn discipelen. Ze zijn meer dan een dag reizen bij Bethanië vandaan. En toch sturen ze er iemand naartoe om Jezus om raad te vragen. En Jezus geeft een vreemd antwoord: “De ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat God geëerd zal worden.”. Jezus gaat niet mee met de boodschapper, maar Hij blijft waar Hij is. Maar na twee dagen besluit Hij toch om naar Judea te gaan. Er staat niet bij of God tot Hem heeft gesproken, maar Jezus’ besluit staat vast. Ondanks het gevaar dat Hij loopt! De dood loopt hier met meerdere draden door het verhaal heen. Er is een reëel doodsgevaar voor Jezus, als ze Hem echt willen stenigen.
Jezus waarschuwt Zijn leerlingen: “Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken”. Het is niet vreemd dat de leerlingen denken, dat Lazarus gewoon slaapt. Maar Jezus verduidelijkt en zegt dat Lazarus is gestorven. En Jezus zegt zelfs dat Hij blij is, dat Hij er niet bij was! Het is goed om hierbij te weten, dat het bijstaan van stervenden en rouwenden een daad van barmhartigheid is, die bovenaan het lijstje van barmhartigheden staat. Daarom zijn er ook zoveel Joden bij Martha en Maria in huis, vanwege deze wet van barmhartigheid. Dus vreemd dat Jezus hier deze wet aan de kant schuift en zegt dat Hij blij was om er NIET te zijn. En waarom is Jezus er blij mee? Omdat Hij verwacht dat de dood van Lazarus uiteindelijk zal leiden tot het ‘tot geloof komen’ van de discipelen.
Lazarus is inmiddels vier dagen gestorven als Jezus in Bethanië komt. De vierde dag is de dag, waarop wordt geloofd dat de ziel niet meer tot het lichaam kan komen en de dood dus echt definitief is. Er waren wat andere tradities, rituelen en gedachten over sterven en opstaan.
Martha komt Jezus tegemoet. “Als U hier was geweest, zou Lazarus niet gestorven zijn.” Verdriet, verwijt klinkt door in haar woorden. Maar er komt gelijkw at achteraan: “Maar zelfs nu WEET ik, dat God God U alles zal geven wat U vraagt”. Martha’s geloof is groot. Ze kent de macht van Jezus en gelooft daarin. Ze sluit niet uit, dat Hij ook nu een wonder kan verrichten.
Ik denk dat dit herkenbaar is. Dat we het soms kunnen uitschreeuwen: “Waarom God, waarom moest dit mij treffen? Had U niet kunnen ingrijpen?” En dat daar heel snel op volgt, dat we geloven dat God er wel bij is in ons verdriet en dat we Hem bidden om troost, berusting, aanvaarding. Het blijkt ook hier, dat de dood een vijand is. En niet alleen de dood, ook andere situaties die te maken hebben met verlies of rouw. Relaties die gebroken zijn, contacten die moeizaam zijn of verbroken. Er is zoveel pijn te noemen als het gaat om verlies en verdriet. En Jezus schrikt er niet van als Martha dat voor Zijn voeten gooit. Hij berispt haar niet, met iets als: “Nou, nou, Martha, kan dat niet een beetje minder?”. Jezus geeft Martha de ruimte voor haar intens verdriet. Maar dan doet Jezus een belofte. Hij belooft aan Martha dat Lazarus zal opstaan. Martha gelooft dat, maar zij denkt aan een ander moment. Zij denkt aan de laatste dag, het einde der tijden, de jongste dag… hoe we het ook noemen. En het antwoord van Jezus geeft stof tot nadenken: “Ik ben de opstanding en het leven”. De opstanding is niet alleen iets van de toekomst. Jezus zegt: Ik Ben de opstanding. En niet “Ik zal de opstanding zijn of worden”. Het houdt niet op bij de dood. Sterven is geen sterven, maar sterven is een nieuw leven met Hem.
De boodschap van Jezus is geen boodschap voor stenen of gebouwen, maar een boodschap voor onze harten. In ons leven, in het hier en nu, is Hij de opgestane EN de levende. Maar ook voor degenen die wij moeten missen en ook als wij zelf op een dag zullen sterven, dan is het niet voorbij. Jezus geeft meer. Een leven met Hem, een leven bij Hem.
Martha stelt geen vragen. Martha wordt als het ware opgetild door de woorden van Jezus. Ze raken haar hart en haar antwoord is een geloofsbelijdenis. “Ja, Heer, ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’. Voordat Jezus heeft laten zien, dat Hij de dode Lazarus opwekt, is Martha’s geloof tot leven gekomen. Haar verdriet maakt plaats voor geloof en haar tranen veranderen in de vreugde van het geloof. Martha heeft het bewijs van het wonder niet nodig om haar geloof tot leven te laten komen.
Jezus spreekt ook ons aan. In al onze vragen, misschien ook wel onze angst voor de dood. “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven”. De dood is zijn schrik kwijt, de prikkel is weg met deze woorden. “Maria, geloof je dat?” en de vraag: Jan, Lammie, Willem, Alie…vul uw eigen naam maar in. “Geloof je dat?”
We worden opgeroepen om te leven met Hem, ook nu. Voluit te leven. Jezus leeft en ik met Hem. AMEN.
Lied: Liedboek 641: 1, 2, 4
Tekst staat onder het filmpje
Jezus leeft en ik met Hem!
Dood, waar is uw schrik gebleven?
Hem behoor ik en zijn stem
roept ook mij straks tot het leven,
opdat ik zijn licht aanschouw,
dit is al waar ik op bouw.
2 Jezus leeft! Hem is het rijk
over al wat is gegeven.
En ik zal, aan Hem gelijk,
eeuwig heersen, eeuwig leven.
God blijft zijn beloften trouw,
dit is al waar ik op bouw.
4 Jezus leeft! Nu is de dood/ mij de toegang tot het leven.
Troost en kracht in stervensnood
zal de Levende mij geven,
als ik stil Hem toevertrouw:/Gij zijt al waar ik op bouw!
Gebed:
Heer, we bidden om geloof. Geloof dat U het leven geeft, dat U de opstanding bent en het leven. In ons verdriet, in ons gemis, bent U bij ons. Dank U, dat de dood niet het laatst woord heeft, maar dat het een begin is van het leven bij U. Maar ook nu, in dit leven, bent U het die werkelijk leven geeft. Dank U wel daarvoor. Geef ons van dat Leven. AMEN
Hartelijke groeten en een goede week toegewenst!
Rolanda den Boon, geestelijk verzorger