De Westerkim Maandag 24 juli 2023
Voor de koorleider. Van David, een psalm. (Psalm 139)
1 HEER, U kent mij, U doorgrondt mij,
2 U weet het als ik zit of sta, U doorziet van verre mijn gedachten.
3 Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op, met al mijn wegen bent U vertrouwd.
4 Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle.
5 U omsluit mij, van achter en van voren, U legt uw hand op mij.
6 Wonderlijk zoals U mij kent, het gaat mijn begrip te boven.
7 Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?
8 Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar, lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.
9 Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste 10 zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden. (…)
13 U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder.
14 Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.
15 Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor U geen geheim.
16 Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in uw boekrol opgetekend,
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.
17 Hoe rijk zijn uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel,
18 meer dan er zand is bij de zee. Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U. (…)
23 Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt,
24 zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij op de weg die eeuwig is.
1e lied: HEER, U kent en doorgrondt mij – Psalm 139: 1 en 14 (OB)
Overdenking: God kent mij, waar, wie en hoe ik er ook aan toe ben!
Stel, we houden een enquete onder bewoners naar uw favoriete psalmen. Welke psalmen zou u noemen en zouden er in ‘onze Top 10’ komen? Onlangs hield een christelijke krant zo’n enquete onder haar lezers vanwege de ‘Maand van de Bijbel’ (22 januari t/m 22 februari), met als thema: Zing een nieuw lied. Het resultaat stond laatst in de krant.
Op nr. 1 staat Psalm 121; die heb ik begin januari met u gelezen. Toen eind januari de ‘Maand van de Bijbel’ begon, las ik Psalm 138 (níet in de Top 10).
Vandaag sta ik stil bij nr. 2, Psalm 139, geliefd bij oud én jong. Dat maakt Psalm 139 een levenslied voor alle tijden en voor iedereen.
Waarom? Omdat God mij kent (1-6), waar, wie en hoe ik er ook aan toe ben; misschien wel depressief (7-12). Dit kennen is een wonder van Gods nabijheid, altijd en overal. Ook ons ontstaan en bestaan is een wonder, van Gods almacht We krijgen zelfs uitzicht voorbij dit bestaan: ontwaak ik, dan ben ik nog bij U (13-18). Het lied eindigt met een gebed: doorgrond mij, ken mijn hart, zie of ik geen verkeerde weg ga en leid mij over de weg die eeuwig is (23-24).
David begint het 1e deel met een belijdenis: HEER, U kent mij en doorgrondt mij. God kent mij. Dat is méér dan als wij zeggen: “Die ken ik.” Ja, je kent iemands om z’n gezícht, naam of iets wat hij/zij je heeft verteld, wat je over haar/hem hoorde. Maar als Gód je kent, gaat dat dieper. Dan gaat ‘t om een warme relatie: “Ik ken je en heb je lief, ondanks alles!” Dat zit ook in Gods naam HEER: “Ik ben erbij, Ik zal er zijn!”
Dat God je doorgrondt reikt nog verder dan kennen. Hij peilt wat ik bedoel, waar ik naar toe wil. Mensen kunnen elkaar goed kennen. Maar echt doorgronden, doorzien? Nee!
Ik vind ‘t geen prettig idee als iemand mij zou doorzien. Stel je voor dat iemand álles van mij door heeft: mijn motieven, drijfveren, mijn schone en vieze schijn. Ik zou me schamen. (Net als die mannen doen, die bij TV-programma ‘The Voice’ of bij voetbalclub Ajax onfatsoenlijke dingen deden, die ineens op straat kwamen te liggen.) Zo kan ik naar God kijken: als “Big Brother” (of “Father”), voor wie ik bang kan zijn. Al mijn zonden en fouten, elke woord, iedere gedachte kent Hij! Hij kan dat allemaal tégen mij gebruiken. Berg je dan maar! Toch: dat God mij kent en doorgrondt, is niet afschrikwekkend bedoeld! Er is juist sprake van een goede relatie van een ‘U’ en een ‘ik’, van God met David. En zo mag ’t ook voor ons gelden.
Met elk mens, met uw en mijn ups en downs, leeft Hij mee, tot aan, ja, óver de dood. Omdat God ons geweven heeft: werk van zijn kunstenaarshanden. Dát maakt dit lied zo warm en diepgaand. Zie ook hoe mooi er staat: ‘U omsluit mij, van achter en van voren, U legt uw hand op mij’ (v. 5).
Dat ‘omsluiten’ is niet benauwend, integendeel. Vergelijk ‘t met een liefdevolle omhelzing. Zoals je iemand omhelst en dan je hand
geruststellend en teder op de schouders legt. Om de ander te laten weten: “Het is goed, ik ben er bij, ik hou van je!”
Zo omringt God mij liefdevol, in blije én in bange tijden.
‘HEER, U doorgrondt en kent mij’. Onbegrijpelijk, ik kan er niet bij (v.6)! Niet slechts op onze (vroegere) topmomenten van werk, gezin, kerk, vakanties enz. Ook nu, bij alledaagse dingen als zitten en opstaan, liggen en gaan, spreken en denken. Oók in de wereld van het woonzorgcentrum waarin u nu woont, kent God u. Hij merkt het op, als iemand stil in een hoekje of rolstoel zit. Of alleen in bed ligt, zonder aanspraak in een huiskamer. Somber wachtend, ja, waarop?
In het 2e deel (7-12) merk je dat David niet altijd Gods kennen als geruststellend ervoer. David wanhoopte soms aan zijn leven. Hij voelde de neiging om te vluchten. Voor God, voor zichzelf en het leven. Ver weg, hoog of laag, in het diepste donker.
Misschien hebt u ook zo’n tijd gehad: wégvluchten bij God en alle ellende vandaan. Maar David ervoer dan: waar ik ook ben, God is overal aanwezig. Zelfs in de diepten zal zijn rechterhand me vasthouden (v. 10).
Bij dit ‘vasthouden’ mogen wij vandaag denken aan Jezus. Hij komt de vluchtende mens namens God tegemoet. Hij is het Licht dat onze duisternis verdrijft. Hij doorleefde in zijn sterven de diepste duisternis door onze zonden op zich te nemen. Hij stond ook op uit de dood, zodat ik niet hoef te weg te vluchten, maar weer hoopvol mag léven. Hoezeer het God om léven gaat, zie ik in het 3e deel (v. 13-18). Oók in het donker van de móederschoot is Hij. Daar zag Hij mijn vormeloos begin, vormde Hij mij als baby en mens. Ook aan ‘t einde zal Hij er zijn: als ik ontwaak, dan nog ben ik bij U. Prachtig hoe hij dat begin van ons leven en Gods betrokkenheid erop beschrijft. Hoe rijk zijn Gods gedachten!
Aan het slot komt David terug op het begin. Nu als een gebed: ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; peil mij, weet wat mij kwelt; zie, of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij op weg die eeuwig is (23-24). Het gaat David niet om ándere mensen, die kwaad doen en hem kwaad maken (v. 19-22). Nee, hij vreest het kwade in zijn eígen hart. Dat kan je op een verkeerde, een doodlopende weg voeren. Herkent u dat?
Daarom bidt David om Gods liefdevolle correctie, om Gods Geest: “Toets mij of niet een weg in mij / mij schaadt en leidt aan U voorbij. O God, houd mij geheel omgeven / en leid mij op de weg ten leven”. Zo mogen wij ook bidden: Heilige Geest, help me het slechte te weerstaan en de weg van Jezus Christus te gaan. Hij is ‘de Weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14:6).
Vader, leg door Jezus uw vergevende en genezende hand op ons. En ken mij, weet wie ik ben en hoe ik er ook aan toe ben!
Amen
2e lied: Ik geloof in God de Vader
Gebed (met een gedicht bij Ps. 139 van Hans Bouma, In de schaduw van de Psalmen)
God, die mij uitvond, toegewijd tekende in de schoot van mijn moeder, Als geen ander bent U op de hoogte van mij; feilloos peilt U de diepten van mijn ziel. U, die mijn woorden voorziet, mij herkent aan mijn voetstap – hoe woon ik in uw aandacht! Nooit ontga ik U. Duik ik weg in het heelal, los ik op in de zee, onontkoombaar is uw hand. Wikkel ik mij in duisternis, licht overstelpt mij. God, mijn God, wie ben ík? Onderzoek mij, keur mij, heb mij lief. Als míjn weg maar geen heilloze weg is.
Vader in de hemel, laat deze psalm troost geven aan mensen, die nog op de vlucht zijn voor omstandigheden, gevangen zitten in donkere, eenzame gedachten en gevoelens, nog op de vlucht voor U. Misschien is ‘t wel iemand van ons. Heer, ken en doorgrond ons, heb ons lief. Wie of waar we ook zijn, hoe we er ook aan toe zijn, wij blijven voor U bereikbaar. Misschien weten we door ziekte of ouderdom niet goed meer wie wij of anderen om ons heen zijn. Dan nòg kent U ons in onze grijze mist. We bidden U om overgave van onszelf aan U, voor mensen in nood, eenzaamheid of verdriet. Vader, Zoon en Geest, U kent ieders hart en situatie. U nodigt ons uit om mét ons verleden, heden én toekomst bij U te komen. Omsluit ons met uw aanwezige handen. Doe onze teleurstellingen met U weg. Maak ruimte in ons voor U, zodat wij ons bij U ‘thuis’ gaan voelen. En toon ons dat Christus heel onze weg gelopen heeft én meeloopt. Amen
Hartelijke groet, Klaas van Hoek, geestelijk verzorger De Westerkim