Schepper, herder en schaap

Bijbel: Psalm 100 (NBV21)

1 Een psalm voor het dankoffer.

Juich de HEER toe, heel de aarde, 2 dien de HEER met vreugde, kom tot Hem met jubelzang.

3 Erken het: de HEER is God, Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe, zijn volk zijn wij, de kudde die Hij weidt.

4 Kom zijn poorten binnen met een loflied, hef in zijn voorhoven een lofzang aan, breng Hem hulde, prijs zijn naam:

5 de HEER is goed, zijn liefde duurt eeuwig, zijn trouw van geslacht op geslacht.

Overdenking: Schepper, herder en schaap *

Psalm 100 is een van de meest blije psalmen van alle 150 psalmen in de Bijbel. Er is in dit uitbundige lied geen angst of verdriet te horen.

Er is geen sprake van onrecht of geweld, van schuldbesef of berouw.

Er klinkt alleen dankbaarheid en vreugde.

Het lijkt wel of we al op de nieuwe aarde zijn.

De psalm begint met een geestdriftige oproep: ‘Juich de HEER toe, heel de aarde!’ (v. 1) Alle volken worden uitgenodigd om de God van Israël met zang en muziek te eren. Dat gaat er vrolijk aan toe. Vrolijker dan bij de afgoden die Israël omringden.

Eerbetoon aan de afgoden gaat vaak gepaard met angst. Wrede rituelen moeten de godheid vermurwen, op andere gedachten brengen. (Denk aan verminkingen zoals bij de Baalpriesters, of aan kinderoffers voor de Moloch.) Heel anders is het bij de God van Israël, schepper van de hele aarde.

De HEER mag je dienen met vreugde! Met blijde muziek en liederen mag je in zijn tempel voor zijn aangezicht verschijnen. (v. 2a)

‘Kom tot Hem met jubelzang’, gaat de psalm verder. (v. 2b)

Kom er openlijk voor uit, dat de HEER de enige God is.

Wat is de reden om Hem te loven?

Wel: ‘Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe.’

De HEER is onze Schepper, vergeet dat nooit.

Daar komt bij, dat de HEER als een herder zijn koninklijk beleid over ons voert:

‘zijn volk zijn wij. De kudde die Hij weidt.’ (v. 3)

Zo beziet en bezingt de onbekende dichter het leven van de gelovigen.

Dat is allemaal wel mooi en aardig, maar… is het ook niet een beetje schaapachtig? Als het volk van God een kudde is, heerst er dan ook niet een kuddegeest?

Zijn we een stelletje makke of eigenwijze schapen, zo melig als een wollige kudde?

Het is niet de bedoeling dat we op deze tamme manier volk van God zijn.

Hij heeft ons gemaakt, zegt de psalm. Jawel, maar Hij heeft ons gemaakt ‘naar zijn beeld’ (Gen. 1:26-27)!

Ons gemaakt ook als herders! Hij verwacht van ons dat wij goede zorg voor elkaar hebben.

Niet zoals Kaïn. Op de vraag van God, nadat Kain zijn broer Abel had gedood, antwoordde hij brutaal: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ (Gen. 4:9)

Ja, dat zijn we, herders. Zo heeft de Schepper ons bedoeld. Als goede herders en hoeders. Naar zijn beeld, zijn voorbeeld.

We hoeven ons er niet voor te schamen, dat we tegelijkertijd schapen en herder zijn.

De grote Herder van alle schapen, Jezus Christus, is immers zelf een schaap geworden.

Als een lam werd Hij naar de slachtbank geleid en als een schaap dat stil is tegenover de scheerder, zo deed Hij zijn mond niet open.

Dat zijn woorden van Jesaja (53:7), kostbare woorden over de Messias.

We hebben onlangs de komst van de Messias en Herder der schapen gevierd.

Een passender onthaal van Jezus dan door herders van Bethlehem is haast niet denkbaar.

De Psalm gaat dan verder met: ‘Kom zijn poorten binnen met een loflied; … breng hulde, prijs zijn naam.’ (v. 4) Was dat vroeger de tempel, nu denken we hierbij aan de kerk waarvan we lid zijn. En aan de kerkdiensten, die hier in huis belegd worden. Ook de weekopeningen en zangavonden zijn erop gericht, dat we God eren als onze Schepper en Herder.

Wat hebben wij, kwetsbare schapen, het enorm getroffen met onze Herder. De psalm eindigt met de blije oproep: ‘De HEER is goed, zijn liefde duurt eeuwig, zijn trouw van geslacht op geslacht.’ (v. 5)

Daar kunnen we het nieuwe jaar mee in, ook hier in De Westerkim. Dankzij Gods zorg voor ons als Schepper en Herder, mogen we, voorzover we daarvoor de krachten en mogelijkheden krijgen, ook voor elkaar beide zijn: herder en schaap. En de goede Herder trekt met ons mee, ook als we door dalen van duisternis gaan. Wees dan niet bang, want de HEER trekt met u en ons mee!

Amen

“Een goede herder scheert zijn schapen, maar vilt ze niet.” Uitspraak van een Romeins historicus Suetonius, (36-122 n.Chr)

* Voor deze overdenking heb ik veel ontleend aan Jaap Zijlstra, Toekomst – Bijbels dagboek, 1 januari