Lezing: Johannes 6:25-39 47-56
Ze vonden Hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’ 26 Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, u zoekt Me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.
27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in Hem die Hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.
30 Toen vroegen ze: ‘Welk teken kunt U dan verrichten? Als we iets zien zullen we in U geloven. Wat kunt U doen? 31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’
32 Maar Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel.
33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen.
35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.
36 Maar Ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u Me gezien.
37 Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, 38 want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik zelf wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft. 39 Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik niemand van wie Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat Ik hen allen laat opstaan op de laatste dag.
Werkelijk, Ik verzeker u, wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood dat leven geeft. 49 Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. 50 Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. 51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’
52 Nu begonnen de Joden heftig met elkaar te discussiëren: ‘Hoe kan die man ons zijn lichaam te eten geven!’ 53 Daarop zei Jezus: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. 54 Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal Ik op de laatste dag laten opstaan. 55 Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank.
56 Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem. Werkelijk, Ik verzeker u, wie gelooft, heeft eeuwig leven.
Overdenking: Dagelijks brood en het brood des levens
In ons eetpatroon zit gewoonlijk twee keer per dag een broodmaaltijd. Het ontbijt en meestal tussen de middag. Al is bij ouderen misschien nog wel vaak het patroon om tussen de middag warm te eten en ’s avonds brood. Hoe dan ook: Brood is een van de meest gebruikelijke vormen van voeding. En juist dat woord wordt hier expliciet gebruikt door Jezus: “Ik ben het Brood dat leven geeft”. En bij het lezen van deze woorden denk ik ook meteen aan het gebed dat Jezus ons heeft geleerd: “Geef ons heden ons dagelijks brood”. In dat gebed, het Onze Vader, laat Jezus zien dat we brood nodig hebben. Voedsel voor ons lichaam. Brood als energiebron, zodat we ons werk kunnen doen, zodat ons lichaam gevoed wordt om te kunnen leven. Zonder voedsel kan ons lichaam op langere termijn niet in leven blijven. Brood of andere vormen van voedsel, is dus broodnodig, om het treffend te zeggen.
Het bijbelgedeelte wat we net hebben gelezen vindt plaats na de wonderbare spijziging. Een geschiedenis waar het draaide om brood. Er was in eerste instantie geen brood, en zeker niet voor al die mensen. Wel was er een jongetje met brood. Er was dus een beetje. Het brood werd gezegend, het werd gedeeld en er bleek binnen de kortste keren brood in overvloed te zijn. Delen en vermenigvuldigen. Het brood had hierin een prominente rol.
Na het delen van het brood is Jezus vertrokken, samen met Zijn leerlingen. Op de plek waar de vorige dag het wonder van het brood plaatsvond, daar zijn nu nog mensen. Ze hopen dat Jezus terugkomt. Er zijn mensen die in een boot stappen en
Jezus gaan zoeken. En zo komen er dus mensen in Kafernaüm, op zoek naar Jezus. Jezus gaat met ze in gesprek en dit gesprek komen 3 drie verschillende dingen naar voren: Jezus is het echte Brood dat leven geeft; eten van dat brood is verbinding met Hem en Jezus die zegt dat Zijn lichaam het brood is.
Jezus wijst terug naar het verleden, waar manna uit de hemel kwam,; bijzonder brood om te overleven in de woestijn. Hij zegt over Zichzelf dat Hij uit de hemel kwam, Brood voor de gelovige om voor eeuwig te kunnen elven.
Jezus het brood dat leven geeft
De mensen die Jezus hebben gezocht, beginnen allerlei dingen te vragen. Het begint eenvoudig. “Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?” De vraag is eenvoudig, maar Jezus gaat in Zijn antwoord al meteen dieper in op wat belangrijk is in het leven. Jezus’ antwoord is: ”U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven.” Een logisch vervolg op dit toch best wal wat ingewikkelde antwoord is: “Wat moeten we dan doen?” En dan zegt Jezus het eenvoudig: ”Geloven in Hem die mij gezonden heeft.” Geloven in Jezus geeft blijvend voedsel. Voedsel dat blijft en leven dat in eeuwigheid duurt. En wat is dat geloof in Hem? Dat begint ermee te erkennen dat Hij de Zoon van God is en Hem vertrouwen in alles voor je verdere leven. Daar draait het in de boodschap van jezus. Erkennen en vertrouwen. Om te erkennen en te vertrouwen willen de mensen toch wel graag iets meer zien, iets meer bewijs. Niet klakkeloos aannemen wat wordt gezegd. Ze vragen om een teken. Hun voorouders hebben manna in de woestijn gekregen. Weer komt dat brood hier naar voren. Jezus benadrukt dan dat dat brood niet is gegeven door Mozes, maar dat ook daar Gods hand zichtbaar was. En dan legt Jezus de verbinding met Zijn leven. “Het brood van God is het brood uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld”. Het manna gaf tijdelijk leven aan één volk, op vaste tijdstippen, op één plek. Het brood waar Jezus over spreekt, is onbeperkt, voor iedereen en geeft eeuwig leven. Het verlangen naar het brood waar jezus over spreekt, is gewekt. “Geef ons dat brood!” En dan komt de climax en de uitspraak van Jezus: IK BEN…het brood van het leven. Hij geeft niet alleen het brood, Hij IS het brood.
Eten van het brood
Eten van het brood, waar Jezus over spreekt, is dat je komt tot Jezus. Het staat gelijk aan geloven. Als je gelooft, zul je geen honger en geen dorst meer hebben. Er zal een bijzonder verlangen worden bevredigd in het geloof. Geestelijke honger en geestelijke dorst (want dat noemt Jezus er ook bij) wordt voorgoed verstild. Primaire levensbehoeften, eten en drinken, worden hier door Jezus gebruikt als voorbeelden voor geloof in Hem.
Jezus’ lichaam is het brood
Als de Joodse leiders beginnen te protesteren over alles wat Jezus zegt, dan legt Jezus uit dat Zijn lichaam het levende brood is. Hij wist dan vooruit naar het offer dat Hij nog zal brengen. We kennen de woorden, die worden uitgesproken bij het Heilig Avondmaal. “Dit is mijn lichaam. Eet en gedenk en geloof, dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.”
In het Avondmaal is er aan de ene kant het gedenken van het lijden en sterven, het besef van schuldbesef en schroom, maar ook is er het eten van het brood. Het Brood des levens, dat ons doet delen in het leven met Jezus Christus en met Zijn hemelse Vader. We worden gevoed, door het brood dat geestelijke honger stilt en waardoor we delen in het eeuwige leven.
Het brood van het leven…ik denk dat we het broodnodig hebben. AMEN
Gebed:
Trouwe God, we danken U voor ons dagelijkse brood. Elke dag hebben we genoeg te eten en genoeg te drinken. We bidden U voor mensen die dat niet hebben. Zelfs in ons rijke land, moeten mensen leven van de Voedselbank. En naast deze vormen van armoede is er ook geestelijke armoede. Mensen U niet kennen, mensen die geen richting hebben in hun leven, mensen die hun geluk zoeken in vormen van verslaving, mensen die zoeken naar de zin van het leven. En dan horen we de woorden dat U het Brood van het leven bent, Brood dat nooit meer een gevoel van honger zal geven. We bidden U heer, dat al die mensen die zoeken en tasten in het donker, al die mensen die honger en dorst hebben naar geloof, dat ze mogen ontdekken dat U het Brood van het leven bent. Wilt U ook ons voeden van dat brood. Dat we dichtbij U blijven en ons geloof wordt gesterkt door dichtbij U te blijven.
Zegen ons, zoals we hier in de Westerkim zijn. Bewoners, vrijwilligers, bestuur, medewerkers. Wees bij ons in blijdschap, in verdriet, in ziekte en in gezondheid. Dat we in alles mogen weten en geloven dat U er werkelijk bent.
AMEN
Hartelijke groeten en een goede week toegewenst!
Rolanda den Boon, geestelijk verzorger