Weekopening De Westerkim

Maandag 5 juni 2023

Oog in oog – face to face – met God! (1 Korintiërs 13:12a)

1e lied: Juicht, aarde, juicht alom de HEER – Psalm 100: 1,2 en 4 (OB)

 

Bijbel: 1 Korintiërs 13 (NBV21) – De liefde

1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal.

2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.

3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

4-5 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid.

5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,

6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid.

7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu zien we nog maar een afspiegeling, een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

Overdenking – Oog in oog – face to face – met God! (1 Korintiërs 13:12a)

 

1 Korintiërs 13 over de liefde is een bekend bijbelgedeelte en geliefd bij trouwdiensten. Veel huwelijken zijn begonnen met liefde, geduld en goedheid. En in de loop van de tijd verdiepte zich dat vaak, ondanks tekortkomingen en fouten van jezelf en de ander. Anderen hadden minder geluk: afgunst, egoïsme en boosheid doofden de liefde. Er werd niets meer verdragen, geloofd en gehoopt. Men bleef om de kinderen, of scheidde. Dit hoofdstuk houdt ons telkens weer een spiegel voor: hoe heb IK de ander lief?

Foto’s getuigen vaak van de liefde die je voor anderen hebt. Op uw kamers zie ik ze wel. “Kijk, dit is mijn man/vrouw. Dat zijn m’n broers/zussen, onze kinderenen kleinkinderen. Zo zag ik er uit toen ik trouwde, en zo toen we ons huwelijksjubileum vierden.” Wat kun je blij zijn met foto’s! Van jezelf, je man/vrouw, kinderen of kleinkinderen. Vooral als één van hen er niet meer is, herinnert een foto je aan toen. Toch zijn foto’s een afgeplatte versie van de werkelijkheid. Het is een stilstaand beeld: je mist de oogopslag, de stem, de non-verbale signalen. Ik zie ook veel gezichten op sociale media als Facebook, dat boek vol gezichten, foto’s. Iedereen doet z’n best er goed uit te zien. Toch blijven foto’s ‘behelpen’.

We hebben liever een échte ontmoeting, face to face. Iemand leren kennen is een totaalervaring, die veel meer binnenkomt dan foto’s zien. Paulus schrijft aan de Korintiërs dat we “straks oog in oog met God zullen staan” (v. 12a). Letterlijk staat daar: “van aangezicht tot aangezicht, face to face”. Dat is wel iets anders dan oog in oog staan met geliefden en bekenden!

Ik zei: hoofdstuk 13 houdt ons een spiegel voor: hoe heb ik de ander lief? Wie in een spiegel kijkt, ziet beperkt beeld en ook in spiegelbeeld: omgekeerd. Als Paulus spreekt over ‘oog in oog met God staan’, gebruikt hij óók het beeld van een spiegel. Dat sprak de Korintiërs vast aan, want Korinte stond bekend om de productie van hoogwaardige spiegels van gepolijst brons. Die gaven nog niet zo’n duidelijk beeld als onze glasspiegels, maar toch wel iets, al was ’t een indirect, raadselachtig beeld.

 

Precies dat schrijft Paulus over onze ontmoeting met God. De liefde nooit zal vergaan, zegt hij, in tegenstelling tot profetiën, tongentaal en kennis (v. 8) . Juist op die zaken waren de Korintiërs trots. Ze gingen zich daardoor boven anderen in de kerk verheven voelen. Daarom waarschuwt Paulus:

al spreek ik alle talen, al kon ik geweldig Gods woorden uitleggen en heb ik alle kennis en geloof – zonder de liefde is het niets (v. 1-3). Bij ieder en bij ons staat liefde vaak in de kinderschoenen, zeker vergeleken met God. Dat beseffen we bij het ouder worden, zegt ook Paulus: “Toen ik jong was, sprak, dacht en redeneerde ik anders dan nu als volwassene” (v. 10-11).

Zo is ‘t ook met het ‘kennen van God’. Dat omvat méér dan kennis. God kennen is een ‘totaalervaring’ van Gods liefdevolle aanwezigheid. Want Paulus vervolgt: “Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben” (v. 12b). Het ‘gekend zijn’ laat zien dat God zelf degene is, met wie we oog in oog komen te staan.

Voor een Jood als Paulus was de gedachte om als mens face to face God te ontmoeten best spannend. Direct contact met God was uitgesloten voor mensen. Toen Jakob bij Pniël met God gevochten had, zei hij daarna verbaasd: “Ik heb oog in oog met God gestaan, en ben toch in leven gebleven!” (Genesis 32:31). Ook Mozes, die vertrouwelijk met God omging, kon toch niet Gods aangezicht zien. God zegt dan: “Geen mens kan Mij zien en in leven blijven” (Exodus 33:20). Sinds de zondeval is face to face-contact met God te heftig voor mensen. Want God is heilig: liefdevol, zuiver, goed, geduldig, enz. Maar wij mensen zijn onheilig. Oog in oog met God zouden wij de ogen neerslaan. Wij lijden gezichtsverlies. Gezichtverlies… Dat vinden we erg. Als ik iets verkeerds gedaan heb en ‘t komt aan het licht, dan durf ik mezelf niet in de spiegel te zien of mensen onder ogen te komen. Zo ook Adam en Eva: toen ze van de boom gegegeten hadden, wisten ze dat ze fout zaten en verstopten zich voor God.

Ze durfden niet oog in oog met God te staan. Best spannend dus om God te ontmoeten.

Tegelijk heeft Gods aangezicht ook iets geruststellends en veiligs! Ik denk aan Psalm 139: HEER, U kent mij door en door, waar ik ook ben, wat ik ook zeg of zelfs denk. Dan belijden én bidden we: Heer, doorgrond en ken mij, leid mij op uw weg! In het licht van Gods vriendelijk aangezicht (Psalm 97) is er Goddank hoop voor mensen! Dat horen we al in die prachtige zegen, die Aäron van God op de mensen mocht leggen: “Moge de HEER u zegenen en beschermen, moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven” (Numeri 6:24-26). Als zijn licht over ons schijnt, hoeven wij dankzij Jezus, het Licht der wereld, ons gezicht niet meer af te wenden of bedekken. Hij bedekt alle fouten, bekleedt ons met zijn volmaakte liefde, die nooit zal vergaan. Dan mag het laatste restje schaamte in ons verdwijnen als sneeuw voor de zon. Wij mogen delen in de hoogste eer: Gods glorie. Intussen leven wij nog steeds in een afgeplatte versie van de werkelijkheid, vol raadsels. Maar als wij, hoe onvolmaakt ook, anderen onze liefde “van aangezicht tot aangezicht” geven, weerspiegelen we toch al iets van Gods allesoverweldigende liefde. En die liefde zal zelfs ons geloof en onze hoop overstijgen!

Amen

2e lied: Jezus is mijn toeverlaat – Gezang 114: 1,3 (iets gewijzigd) en 5 (GKb)

Fijne week iedereen!