1e lied: Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot – Psalm 84 (OB)
1 Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot, / o HEER, der legerscharen God, zijn mij uw huis en tempelzangen! / Hoe branden mijn genegenheên, om ‘s HEREN voorhof in te treên! / Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen. Mijn hart roept uit tot God, die leeft / en aan mijn ziel het leven geeft.
6 Want God, de HEER, zo goed, zo mild, / is t’ allen tijd een zon en schild; Hij zal genaad’ en ere geven. / Hij zal hun ‘t goede niet in nood onthouden, zelfs niet in de dood, / die in oprechtheid voor Hem leven. Welzalig, HEER, die op U bouwt / en zich geheel aan U vertrouwt.
Bijbel: Romeinen 8: 18-26 (NBV21)
18 Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. 19 De schepping ziet er met reikhalzend verlangen naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt. 20 Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen.
Maar er is hoop, 21 omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.
22 Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.
23 En zij niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn: de verlossing van ons sterfelijk bestaan. 24 In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? 25 Maar als wij hopen op wat we nog niet zien, blijven we in afwachting daarvan volharden. 26 En bovendien komt de Geest onze zwakheid te hulp; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.
Overdenking: “Gij, ’s werelds hoogst verlangen, des sterv’lings zaligst goed”
We zien in deze Adventstijd uit naar Kerst, feest van Jezus’ komst én naar zijn terugkomst. Kunnen we met een variant op Psalm 84 zeggen: “Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen naar uw komst”? Mijn vorige overdenking over de eerste twee regels van het lied: “Hoe zal ik U ont-vangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet?”, nu gaat ‘t over de vervolgregels én Romeinen 8: “Gij, ‘s werelds hoogst verlangen, des sterv’lings zaligst goed.”
“Gij, ‘s werelds hoogst verlangen”
Mensen verlangen altijd wel naar iets: ze hopen op iets beters dan er is of was.
Verlangen naar gezondheid – omdat we bang zijn voor afbraak, bang voor de dood.
Verlangen naar liefde, een man of vrouw – omdat we bang zijn om alleen te zijn.
Verlangen naar eten en drinken – omdat we bang zijn voor honger en dorst. Verlangen naar geluk voor je kinderen – omdat we bang zijn dat hen iets overkomt.
Voor ieder van ons geldt: ik verlang naar liefde en waardering, veiligheid en rust. Ik verlang ernaar dat ik “vrij ben van verdriet en zorg, vrij van de vrees en twijfel, vrij van de macht van de zonde” (Veilig in Jezus’ armen, JdH 523). Ik verlang naar een wereld zonder wat crisis, ellende, leed of oorlog. En eerlijk is eerlijk: ik verlang ook naar geld en goed. Al weet ik ook dat ik daarin nooit het échte geluk zal vinden. Veel verlangens zijn goed, maar er zijn ook verlangens die op mijzelf gericht zijn, niet op de ander of op God.
Gij ‘s werelds hóógst verlangen: die woorden helpen me zien welke verlangens écht belangrijk zijn. Ze leren àfzien van jezelf en ópzien naar Jezus, die zegt: “IK ben je water en je brood. IK stil je honger en les je dorst. IK ben je alles, je hartverlangen.”
Advent is: egocentrisch leven àfleren, waarbij ‘t alleen om mijn verlangens draait. Advent is: Christocentrisch leren leven, waarbij ik niet mezelf, maar Jezus – en zijn verlangen – centraal zet in mijn leven.
Advent leert ook in de wij-vorm te spreken. Romeinen 8 begint met dat er nieuw leven is door Christus, door Wie wij niet meer veroordeeld worden. Wie in Hem geloven, richten zich niet meer op aardse verlangens, maar op wat de Geest wil. Als Gods kinderen delen we sámen in Gods luister (v. 1-18). Advent is: sámen verlangend uitzien naar een schepping zònder lijden en zinloosheid, naar een betere wereld met Jezus Christus.
Is Hij écht ‘t hoogste verlangen van de wereld? De wereld maakt zich druk om àndere dingen dan om Christus: klimaat, macht, enz. Hoezo is Jezus ’s werelds hoogst verlangen? Die wereld moest niets van Hem hebben: “Kruisig Hem!” Vandaag is ’t niet anders. Men verlangt naar vrede en heelheid in een wereld die zucht onder onrecht en vergankelijkheid. Maar men verlangt niet naar Jezus.
Ik leer met Advent dat alleen Christus onze vrede en onze heelheid (Heiland) is. Niet alleen voor ons alleen, maar voor héél deze wereld.
Paulus zegt: “De schepping ziet met reikhalzend verlangen ernaaruit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt” (v. 8:19). Dankzij Kerst (en wat daar verder op volgde) is er hoop gekomen, ook al “zucht en lijdt de schepping nog altijd als in barensweeën” (v. 8:22). Deze wereld zucht van verlangen en verwachting. Er zijn zoveel mensen, die nog niet weten dat er een nieuwe wereld komt; ja, dat Jezus terugkomt! Advent is daarom een oefening in aanhoudend verlangen en bidden. We zuchten wat af, maar gelukkig bidt de Geest mee. Want Hij die komt als ‘s werelds hoogste verlangen is ook….
“des sterv’lings zaligst goed” Kerst vieren is stil staan bij Jezus’ geboorte. Bij een geboorte denk je aan léven, niet aan de dood. Prima, maar vergeet dan niet dat Kerst een feest is voor stérvelingen.
Sterveling: dat woord bepaalt ons bij onze vergankelijkheid: we zijn sterfelijke mensen tegenover de eeuwige God, “als een bloem in het gras” (Psalm 103:12). In Romeinen lees ik dat de dood er kwam door onze opstand tegen God (v. 5:12). Door die zonde heeft de wereld, hebben u en ik de dood verdiend. En sterven doen we, vroeg of laat, en elke keer als iemand sterft zuchten we en vloeien er tranen.
Het bijzondere van Kerst is: Jezus werd ook sterveling! Hij werd één van ons: “Het Woord is vlees – sterfelijk mens – geworden” (Joh. 1:14). Daardoor is Kerst voor ons zondaars, die door onze zonden stervelingen zijn, nu een féést geworden! Ongelofelijk! De grote God werd kind, de Eeuwige sterfelijk, de Sterke een zwakkeling! God gaf zijn eigen Zoon, zó lief had Hij de wereld. En ieder die in Hem gelooft, gaat niet verloren, maar zal eeuwig leven (Joh. 3:16). Zó is Jezus “ons zaligst goed”. Dat klinkt ouderwets, maar is actueel. Anders gezegd: Jezus is mijn hoogste geluk, mijn schat, mijn Redder, mijn hoop, mijn toeverlaat, mijn alles!
Ik kan er niet bij: Jezus werd sterveling om de wereld, ja, mij te redden van zonde en dood. Hij werd geboren in een stal, stierf later aan het kruis en stond op uit het graf. Zo gaf Hij ons léven, ja, eeuwig leven. Ik kan nu alleen maar stamelend zingen over “onverdiende zaligheden” en over “hoop die al ons leed moet verzachten”.
In de beeldspraak van Paulus: zingen is als meezuchten, puffen bij een bevalling. We zingen ons door de pijn van ‘t hier en nu héén om te blijven hopen op wat gloort, maar nog niet zichtbaar is: “de verlossing van ons sterfelijk bestaan” (v. 8:23). Dan zal de luister (heerlijkheid) openbaar worden die aan alle leed en sterfelijkheid een einde maakt. ‘Daarvan ben ik overtuigd’, zegt Paulus. En wij be-amen ‘t door de Geest, die met ons meezucht en ons doet zingen tot eer van God: “Gij, ‘s werelds hoogst verlangen, des sterv’lings zaligst goed!” Amen
2e lied: Hoe zal ik U ontvangen? – Gezang 79:1a (GKb) en Lied 441: 1b, 5 en 7 (LB)
1 Hoe zal ik U ontvangen, / hoe wilt Gij zijn ontmoet, Gij, ‘s wereld hoogst verlangen, / des sterv’lings zaligst goed? O Jezus, licht der wereld, / verlicht mij, dat ik weet waarmee ik U moet eren, / U waardig welkom heet.
5 Niets dreef U uit den hoge, / naar wat wij mensen zijn, dan liefde, louter liefde. / U ziet de schuld en pijn, waarmee wij allen falen, / maar houdt die grote last, de wereld met haar kwalen, / in uw erbarmen vast.
7 Waarom u zorgen maken, / met vragen, dag en nacht, hoe u Hem zult ontvangen, / met uw gebrek aan kracht? Hij komt, Hij komt met liefde, / wil zo graag bij u zijn! Want Hij weet van uw grieven / en Hij stilt al uw pijn.
Gebed
Dank U, Vader, voor het geschenk van uw Zoon! Wij bewonderen uw liefde! Wij gaan zijn komst als mens en Immanuël vieren, zien uit naar zijn tweede komst. Dank U, Jezus, voor uw komst als sterveling naar een wereld, verloren in schuld. U bent het Licht dat de duisternis verdrijft, ook in ons leven, denken en voelen. Ontferm U over deze wereld. Open de ogen van velen voor de vrede en heelheid die U brengt. Leer mij en alle mensen om ons verlangen helemaal op U te richten. Zoveel mensen kennen U nog niet, of kennen U niet zoals U bent. Red nog velen door het geloof in uw naam. Verlos uw schepping van verval en vervul haar met nieuw verlangen en blijde verwachting. Dank U, Heilige Geest, voor uw hulp in onze zwakheid. Wees onze Trooster, die ons van binnen overtuigt dat wij echt Gods kinderen zijn, erfgenamen van uw rijk. Zucht met ons mee, als wij moeite en strijd, ziekte en dood meemaken. Hetzij zelf, hetzij bij onze naasten: man of vrouw, familie, kinderen, kleinkinderen of vrienden. We denken ook aan medewerkers, collega’s en vrijwilligers die het moeilijk hebben.
Goede God, geef kracht en wijsheid aan wie dit huis besturen; aan onze regering, aan mensen op verantwoordelijke posten, aan allen die werken in de zorg. Here Jezus, onze Morgenster en onze Zon, ons Licht en Zaligst Goed, ons geluk, onze Heiland – geprezen zij uw naam, altijd en eeuwig.
Amen